Wednesday, June 25, 2008

ART | het concept van het conceptloze kunstwerk



In elk object in de ervaring kan rechtmatig naar het waarom van zijn ‘zijn’ gevraagd worden. Het waarom van de stoel is de mogelijkheid er op te zitten, het waarom van de televisie om beelden te kunnen bekijken. Ook het kunstwerk ontkomt hier niet aan; mocht zij zich aan de functionele orde ontrekken, wat zij vaak tracht te doen, dan wordt dit onmiddellijk teniet gedaan door haar op te nemen in het functionele karakter van het ‘moderne-kunst-zijn’. Het waarom kan tegenwoordig bijna alleen nog maar in functionele termen gedefinieerd worden, in plaats van bijvoorbeeld morele of esthetische criteria: dit is in overeenstemming met de premissen van het nihilisme. Dit komt om dat de waaromvraag als zodanig al de vraag naar de functie impliceert, oftewel: het functionele is reeds innig verbonden met het waarom van het waarom.

De crisis van de moderne beeldende kunst bestaat erin dat haar waarde niet meer in een directe esthetische relatie met de empirische realiteit der objecten staat, maar daar alleen contingent vanaf geleidt kan worden door een verbinding te leggen met de zintuiglijke symboliek die een relatie legt d.m.v. gelijkheid: het waarom van een beeld is niet meer dat beeld zelf, met al haar vormelijke aspecten; haar waarom is een idee. Er is geen ‘empirisch’ of ‘zintuiglijk’ bewijs dat de waarde van het beeld kan dragen of constitueren zoals bij de oude meesters; de idee is verworden tot noodzakelijke voorwaarde voor het uberhaubt ‘kunst-zijn’ van het werk.

Het ideale kunstwerk volgens de estheticus, kunstcriticus of –liefhebber is het geheel witte doek: een tabula rasa met betrekking tot het tegenoverstaande altijd hebberige denken, dat nu pas zijn volledig vrije be-tekening kan voltrekken. Niemand heeft dit beter begrepen en gezien als een teken des tijds als Andy Warhol, die wist dat hij met de leegte die hij creëerde door zijn weigering te spreken over zijn werk en zijn satirische verheffing van het banale, het verlangen van de criticus om zelf schepper te zijn, volledig inwilligde. Het kunstwerk en de kunstenaar doen zich nu voor als het misbruikte Thaise hoertje, dat naar gelieve door de bezitterige pooier (de estheticus) kan worden uitgebuit. Hij vertegenwoordigt de drang van een ziekelijk rationalistische tijd die met het concept de kunst ruw in het kruis wil (be)grijpen.

De essentie van moderne kunst is er een van de negatie; ze is de ontkenning van een tijd die zichzelf in rationaliteit, redelijkheid en functionaliteit verloren heeft: haar wezen is precies het ‘niet kunnen (be)grijpen’ van ‘de zaak’ (wereld). In het niet niet kunnen grijpen, oftewel (de ervaring van) het vage en het mystieke, ligt in de huidige tijd haar toegevoegde waarde, waarvan dit laatste begrip echter telkens weer, net als de kunst zelf, gevangen blijft in de hiërarchie die ze tracht te ontkennen.

Moderne kunst: goed zijn in moderne kunst is het kunnen toepassen van bepaalde regels: die zich niet voordoen als regels, daar ze door de kunstenaar geheel verinnerlijkt zijn, en die hij impliciet toepast bij het kiezen of iets ‘goed is’ of ‘goed voelt’. Wie eenmaal de regels van de moderne kunst heeft verinnerlijkt, maakt goede kunst; zo cynisch is het nu eenmaal; maakt mij dit tot een nep-kunstenaar? Het probleem van de kunst is de waarom-vraag, oftewel het concept; het beeld is geheel afhankelijk van de idee, zelfs waar het beeld pretendeert geen idee te zijn.

appendix

No comments:

Post a Comment

Please fill in your own location and the location viewed