"Mijn gemoedstoestand verandert, keert zich langzaam om, als een log dier... niets verandert...en alles verandert...."
Dit is de paradoxale situatie waarin het subject zich gewrongen heeft gekregen door de ongemakkelijke en harde opdeling van realiteit in de categorieen van ‘object’ en ‘subject’ zijn, waarvan die laatste inhoudelijk nu alleen nog te voorschijn kan en mag komen als de ‘Grote Leugen’ en overeenkomstig het subject conceptualiseert en institutionaliseert als de Leugenaar, daar waar hij zich niet zal schikken naar het ‘Algemene Beeld’ of gangbaar discours. Terwijl de subjectieve grondstemming (die altijd voorafgaand, of, ontologisch fundamenteler is dan, de gedachte, het is feitelijk het waarin van de gedachte;
echter de grondstemming, als zodanig gedacht, is natuurlijk altijd al gedachte: het is in die zin onbereikbaar. En het is in deze zin, dat alles altijd al gedachte is) sterk kan veranderen, en daarme ook zijn beeld van de werkelijkheid, blijft voor de fysische wereld alles hetzelfde, en mag dus ook geen empathie of begrip verwacht worden. Volgens (F.) bestaan er overigens feitelijk geen subjecten: slechts participanten of instanties van een al aanwezige taalpraktijk/discours: we zijn letterlijk deel-nemers; de woorden zijn niet van ons, dat zijn ze nooit geweest: ze liggen op ons te wachten; dampend; ze kijken ons aan van uit hun absurde geschiedenis: we zijn het einde van een lange reis, vol mislukkingen; nu mogen wij onze tanden er op stukbijten.
Hee Daniel,
ReplyDeleteMooie tekst, mooie poetische begin zin, , waardoor ik het stukje over Subject heel goed kan begrijpen.
doei,
antoniek